SV | Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen, en zal ze verlossen door den HEERE, hun God, en Ik zal ze niet verlossen door boog, noch door zwaard, noch door krijg, door paarden noch door ruiteren. |
WLC | וְאֶת־בֵּ֤ית יְהוּדָה֙ אֲרַחֵ֔ם וְהֹֽושַׁעְתִּ֖ים בַּיהוָ֣ה אֱלֹֽהֵיהֶ֑ם וְלֹ֣א אֹֽושִׁיעֵ֗ם בְּקֶ֤שֶׁת וּבְחֶ֙רֶב֙ וּבְמִלְחָמָ֔ה בְּסוּסִ֖ים וּבְפָרָשִֽׁים׃ |
Trans. | wə’eṯ-bêṯ yəhûḏâ ’ăraḥēm wəhwōša‘ətîm bayhwâ ’ĕlōhêhem wəlō’ ’wōšî‘ēm bəqešeṯ ûḇəḥereḇ ûḇəmiləḥāmâ bəsûsîm ûḇəfārāšîm: |
Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen, en zal ze verlossen door den HEERE, hun God, en Ik zal ze niet verlossen door boog, noch door zwaard, noch door krijg, door paarden noch door ruiteren.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen, en zal ze verlossen door den HEERE, hun God, en Ik zal ze niet verlossen door boog, noch door zwaard, noch door krijg, door paarden noch door ruiteren.
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!